Gibbons zijn de slingerapen van de Aziatische bossen. Deze apen zijn meesters in het bewegen door boomtoppen. Hoog boven de grond springen en zwaaien ze moeiteloos en razendsnel van tak tot tak. De gibbon en siamang hebben heel lange armen en uiterst sterke schouders. Hoewel ze op hun achterpoten kunnen lopen, verplaatsten ze zich in de bossen voornamelijk door zich van hand naar hand langs de onderkant van de takken te slingeren. Dat gaat zo snel dat ze de takken nauwelijks lijken aan te raken. Ze zijn verreweg de snelste mensapen.

Deze Aziatische apen vormen één groep en hebben lange armen, een brede borstkas, kunnen rechtop staan en lopen en zijn meesters in het leven in bomen. Gibbons en siamangs zijn slanke, elegante acrobaten die zich wat betreft hun slingertechniek met de brulapen en slingerapen uit Zuid-Amerika kunnen meten. Vroeger kwamen ze wijdverspreid in de bossen van China en verder voor; maar tegenwoordig is het woongebied van deze kleine mensapen tot de eilanden en schiereilanden van het Zuidoosten-Azië beperkt. Met hun acht soorten vormen ze de meest gevarieerde groep mensapen.

LEEFWIJZE VAN DE GIBBON

Gibbons slingeren van tak naar tak, waarbij ze hun hanen afwisselend gebruiken. Ze kunnen zich erg snel en heel stilletjes bewegen. Mensapen die in kleinere groepen of alleen leven, zoals gibbons en orang-oetans, snappen aan gevaren door hoog in de bomen te leven. Gibbons voelen zich helemaal thuis hoog in de bomen en komen zelden op de grond. Het zijn de enige mensapen die geen nest maken. Ze slapen zittend op een stevig zitvlak in een vork van takken. Hun zitvlak werkt eigenlijk als een soort ingebouwd kussen.

Met hun bijzondere lange armen zwaaien gibbons met adembenemende snelheid van tak tot tak, waarbij ze grote afstanden springen. Dankzij speciale polsbotten kan een gibbon tijdens het zwaaien zijn lichaam draaien zonder zijn grip te verliezen. Dit noemen we brachiatie. Vergeleken bij apen, die luidruchtig van boom tot boom springen, bewegen gibbons bijna geruisloos door het bos. Gibbons beschikken over een ruimtelijk gezichtsvermogen en kunnen bij het maken van sprongen de afstand tussen de takken zeer precies inschatten; toch komen er waarschijnlijk regelmatig ongevallen voor.

Gibbons gebruiken veel geluiden om te communiceren in de bladerrijke boomkruinen. Wanneer de siamang zingt, zwelt zijn keelzak helemaal op met lucht. De keelzak werkt als een klankkast die zijn lied nog luider maakt. Sommige andere gibbons hebben ook keelzakken, maar dat zijn niet zulke grote als deze. Gewoonlijk hoor je de gibbon daarom veel eerder dan je hem ziet, want ze roepen met merkwaardig melodieuze gezangen naar elkaar. Iedere soort heeft zijn eigen zang. Zodra je de gezangen kunt plaatsen, herken je een gibbon nadat je hem hebt gehoord. Veel gibbonparen zingen om andere gibbons te zeggen dat ze uit hun territorium moeten blijven. Het duet verstevigt ook de band tussen de dieren. Zingende gibbons vullen het bos met een luid geloei en gebrul.

HET LEEFGEBIED EN VERSPREIDING VAN DE GIBBON

De gibbons als groep leven in de hoge tropische wouden van Assam (het noordoosten van India), Yunnan (zuiden van China), Cambodja, Laos en Vietnam tot in Maleisië en verder naar Sumatra, Java en Borneo. In dit grote gebied worden overal bossen voor de houtindustrie gekapt. Ieder jaar wordt hun wereld kleiner en raakt verder versplinterd.

Het leefgebied van de zwarte gibbon is hoofdzakelijk tot China, Laos, het oosten van Cambodja en Vietnam beperkt; gebieden waarin de mens steeds verder oprukt. De lar of withandgibbon is wijder verspreid over het vasteland van Birma, Thailand en Malakka tot de eilanden Sumatra en Java.

DE GIBBON IS GEEN AAP, MAAR EEN MENSAAP

Hoewel ze als apen langs de takken klimmen en slingeren, zijn de gibbons en siamangs geen apen, maar mensapen. Uiterlijk lijken ze apen, maar ze zijn staartloos. Ook hebben ze een bredere, tonvormige borstkas en grotere hersenen. Er bestaan tegenwoordig 13 soorten mensapen. De acht soorten gibbons en siamangs vallen onder de familie Hylobatidae. De vier ‘eigenlijke’ mensapen – de orang-oetan, gorilla en twee soorten chimpansees – vormen de familie Pongidae.

De eigenlijke mensapen zijn veel groter dan de gibbons en brengen op de orang-oetan na het grootste deel van hun tijd op de grond door. Ze kunnen op hun achterpoten lopen, gewoonlijk gebogen, maar lopen vaker op alle vier hun poten, waarbij hun gewicht op de knokkels rust.

VOORTPLANTING

Jonge mannetjesgibbons proberen vaak zingend een vrouwtje aan te trekken, maar soms verlaten ze hun ouders om op zoek te gaan naar een partner. Zodra twee gibbons elkaar gevonden hebben, blijven ze hun hele leven samen. Een van de meest karakteristieke geluiden in de Aziatische bossen is het spectaculaire gezang van gibbons in duet.

Gorilla’s en gibbons paren minder vaak dan chimpansees en bonobo’s. zij paren voornamelijk om zich voort te planten, maar een paring duurt wel iets langer. Mannetjesgibbons hebben meestal maar één partner; maar sommige verwekken ook bij andere vrouwtjes jongen. Een paar kan twee of drie jongen bij zich hebben, omdat zij hun ouders pas verlaten als ze zes of zeven jaar zijn. Tussen geboortes zit een periode van tweeënhalf tot drie jaar.

Babygibbons hebben hun moeder nodig voor warmte en melk. Gibbonvaders maken hun baby’s schoon en spelen met de kleintjes. Siamangvaders zorgen altijd overdag voor hun jongen. Babygibbons worden al na zeven of acht maanden geboren.

UITERLIJKE KENMERKEN VAN DE GIBBON

In tegenstelling tot de meeste apen zijn de zwarte mannetjesgibbons glanzend helderzwart van kleur; terwijl de vrouwtjes licht goudgeel of grijsbruin zijn en hun baby’s de eerste weken na de geboorte wit. De kleur van de withandgibbon varieert afhankelijk van zijn woonomgeving. De siamang, een grotere en zwaardere gibbon, is meestal zwart. Gibbons zijn de enige primaten buiten de mens die op de grond rechtop kunnen lopen.

Gibbons zijn veel kleiner dan de andere soorten mensapen, dus hun schedels zijn ook kleiner en lichter. Er is weinig verschil in grootte tussen de schedels van mannelijke en vrouwelijke gibbons. De schedel van een gibbon is ronder dan die van andere mensapen. De meeste gibbons zijn nauwelijks langer dan 60 cm en wegen minder dan 7 kg. Er zijn 11 soorten gibbons. De zwaarste is de Siamang. Siamangmannetjes worden maximaal 14 kg zwaar.

HOE ZIT HET MET DE STAART?

Volgens biologen evolueerden de mensapen zo’n 40 miljoen jaar geleden door vaker op de grond te leven. voor een aap die in de bomen leeft is een staart van groot belang, want met de staart bewaren ze hun evenwicht als ze over de takken rennen. Met hun grijpstaarten kunnen sommige Zuid-Amerikaanse apen zelfs takken beetpakken. Maar op de grond zijn staarten minder belangrijk en veel op de bodem levende apen hebben korte staarten; sommige hebben helemaal geen staart meer.

Tijdens hun evolutie van aap naar mensaap zijn de mensapen hun staart kwijtgeraakt en hebben ze tegelijkertijd lange armen met uiterst flexibele handen en polsen ontwikkeld. Na enkele miljoenen jaren als bodemdier te hebben geleefd, keerden de gibbons geleidelijk terug naar een bestaan in de bomen. Hun lange armen waren ideaal voor het van tak naar tak slingeren en die werden nog langer toen ze zich beter aan hun nieuwe leven in de boomtoppen aanpasten. Hun armen zijn tegenwoordig langer dan de benen. Maar hun staart hebben ze nooit meer teruggekregen.

VOEDSEL VAN GIBBONS

Gibbons zijn voornamelijk fructivoren (vruchteneters), maar ze eten ook bladeren en af en toe insecten en eieren. Ze zijn zo licht dat ze hangend aan dunne takken met hun lange armen vruchten kunnen plukken die aan de uiteinden groeien. Deze apen hebben een afkeer van water en kunnen ook niet zwemmen. Gibbons drinken meestal door hun handen in het water te dopen en de druppels af te likken.