Dwergmangoest (Helogale parvula)

De dwergmangoest (Helogale parvula)is verwant aan de stokstaartjes, die iets bekendere roofdiertjes uit de grote familie mangoesten (Herpestidae). Het zijn sociale zoogdieren die in groepen van ongeveer 20 dieren leven op de graslanden en licht beboste  gebieden van Centraal-Afrika. Net als stokstaartjes zijn het echte zonaanbidders, die regelmatig even ‘zonnen’. Ze leven vaak in verlaten termietenheuvels en bij voorkeur in de buurt van een wespen- of bijennest. Deze ‘bondgenoten’ bieden extra bescherming  tegen vijanden. Net zoals ze geholpen worden door neushoornvogels die de mangoesten waarschuwen bij dreigend gevaar. In ruil daarvoor pikken de vogels de insecten op, die ontsnappen aan de mangoesten. Andere ‘helpers’ zijn hoefdieren  die grotere roofdieren op afstand houden en met hun zware poten insecten verstoren waardoor ze makkelijker te vangen zijn.

Kenmerken

De dwergmangoest heeft een roodbruine, zachte, volle vacht. Zijn poten zijn kort, met flinke klauwen waar hij goed mee kan wroeten en graven op zoek naar voedsel. Zijn staart is lang: maar liefst 12 tot 20 centimeter, terwijl de dwergmangoest zelf maar 18  tot 28 centimeter wordt. De ronde, kleine oortjes geven de mangoest zijn typische uiterlijk.

Voedsel

Dwergmangoesten zijn roofdieren. Ze jagen op kleine prooien zoals termieten, spinnen, krekels, sprinkhanen, schorpioenen, jonge zoogdieren en vogels. Zelfs hagedissen en een enkele keer een slang staan op het menu. Dwergmangoesten kunnen hoog  springen en zijn razendsnel. Daardoor kunnen ze zelfs giftige slangen zoals cobra’s ontwijken en zijn het geduchte tegenstanders. Zeker omdat hun tanden vlijmscherp zijn en een slang in één beet kunnen doden. Om hun prooien te vangen, gaan de  dwergmangoesten gezamenlijk op pad binnen het territorium. Ze vangen alleen voor eigen gebruik en achtervolgen deze nog tot in hun hol als dat nodig is. Door middel van verschillende geluiden houden ze contact met de rest van de groep. Veel mannetjes houden daarbij de wacht en waarschuwen bij dreigend gevaar waarna de dieren zich razendsnel terugtrekken in het hol.

Voortplanting

Alleen het dominante vrouwtje en mannetje krijgen nakomelingen. Hierdoor wordt voorkomen dat de groepen te groot worden, wat vooral in tijden van voedselschaarste een probleem kan opleveren. Per keer kan het vrouwtje zo’n 6 jongen werpen. Tussen de verschillende worpen zitten 9 tot 26 weken. Dit is mogelijk doordat de overige dieren van de groep het vrouwtje helpen met zorgen en zogen. Na ongeveer 4 weken komen de jonge dieren voor het eerst buiten het nest. Ze zijn dan erg speels en stoeien het  liefst de hele dag met elkaar. Maar zodra er weer nieuwe jongen geboren worden, helpen ze direct al mee met de verzorging van de kleintjes door voedsel te brengen en de jonge broertjes en zusjes warm te houden. Dwergmangoesten worden ongeveer 8 jaar  oud.