Bergzebra (Equus zebra)

De kleinste van alle zebra’s is de bergzebra die lokaal ook wel Bergkwagga wordt genoemd. Hij komt voor in het zuiden en zuidwesten van Afrika. Deze dieren vallen onder de familie paardachtigen, de orde onevenhoevigen en de klasse zoogdieren. Zijn naam heeft hij te danken aan de gebieden waar hij leeft: de bergen. Het is een goede klimmer met harde hoeven die geschikt zijn voor de rotsachtige habitat van het dier. De bergzebra is erg zeldzaam en sommige ondersoorten hebben op het randje van uitsterven gestaan.

Er zijn twee ondersoorten van de bergzebra:

  • Hartmanns bergzebra (Equus zebra hartmannae)
  • Kaapse bergzebra (Equus zebra zebra)

Kenmerken

Iedere zebra heeft een uniek strepenpatroon en daarnaast hebben de verschillende soorten ook weer kenmerkende strepen waar kenners ze aan herkennen. Zo zijn bergzebra’s te herkennen aan de vier horizontale strepen op hun billen. Een ander belangrijk onderscheid is de huidplooi onder aan de keel zoals je die ook wel bij sommige runderen ziet. De strepen op het lichaam lopen niet door, de buik is wit. Net als de Grevyzebra heeft hij redelijk grote oren die alleen iets minder rond zijn.

De bergzebra is de kleinste soort zebra. Van de twee ondersoorten is de Kaapse bergzebra nog weer een stuk kleiner dan Hartmanns bergzebra. De Kaapse bergzebra is wel een stuk dikker dan zijn neef.

Op de kop hebben bergzebra’s een bruin-oranje bles. De strepen zijn dikker dan die van de andere zebra’s. Harmanns bergzebra’s hebben iets dunnere strepen dan de Kaapse bergzebra, maar het zijn er wel meer.

Over het bovenste gedeelte van de staart lopen zwarte strepen, het onderste gedeelte is wit. De staart loopt uit in een kwast van haren. De manen van alle zebra’s zijn zwart-wit gestreept met zwarte punten.

Leefwijze

Bergzebra’s leven in hechte harems die bestaan uit een hengst, meerdere merries en hun nakomelingen. Meestal bestaan de groepen uit 5 tot 12 dieren. Het zijn kleine groepjes, maar op zoek naar voedsel kunnen meerdere harems zich tijdelijk bij elkaar aansluiten. Vrijgezelle mannetjes trekken ook in kleine groepen met elkaar op. Groepen groter dan dertig dieren komen bijna niet voor. Dat ligt aan de vaak barre omstandigheden waarin de zebra’s leven. Voedsel is schaars in de rotsachtige gebieden en roofdieren liggen altijd op de loer.

Voedsel

Twee dagen zonder water. Hou jij het vol? Nou, de bergzebra wel als dat nodig is! In de bergen is lang niet altijd water te vinden, alleen door dauw en mist blijft er genoeg vocht over om te kunnen overleven. Op zoek naar water trekken bergzebra’s soms meer dan 100 kilometer over vaste migratieroutes. Onder andere door het ontginnen van natuur voor landbouwgrond raakten de migratieroutes onderbroken en leefgebieden versnipperd.

Bergzebra’s zijn grazers die naast gras de bast, bladeren en twijgen van de stekelige acacia’s eten.

In Nationaal Park Bontebok is een studie gedaan naar de eetgewoontes van Kaapse bergzebra’s. Driekwart van het voer bestond uit drie soorten grassen. Vooral de jaargetijden hadden invloed op de soorten gras die gegeten werden. Liefdesgras was geliefd in de warme herfst, buffelsrooigras in de koele winter maar het meest populair was het kangoeroegras dat vooral in de droge zomermaanden werd gegeten.

Voortplanting

De hengst van de harem ruikt aan de urine van een merrie dat ze zin heeft om te paren. Dit is maar een paar dagen per jaar het geval. Na de paring is de merrie elf tot dertien maanden drachtig. Per keer krijgt ze meestal één veulen. Tweelingen zijn heel zeldzaam bij zebra’s.

De veulens zijn bruin-wit in plaats van zwart-wit en blijven dit ongeveer een jaar. Pas daarna krijgen ze hun kenmerkende kleur. Zijn moeder herkent een veulen aan haar unieke strepenpatroon, geur en geluid. De eerste dagen na de geboorte houdt een merrie haar veulen bewust weg bij de rest van de groepsleden zodat hij haar goed kan leren onderscheiden.

Bergzebra’s wegen ongeveer 35 kilo bij de geboorte en kunnen al binnen tien minuten op eigen benen staan. Na een uur loopt hij mee met de kudde en na een paar uur kan hij al in galop. Dat is hard nodig, want de groep moet snel kunnen vluchten als er gevaar dreigt. Om het veulen de meeste kans te geven, loopt deze altijd aan de binnenkant van de groep. De grootste en sterkste dieren vormen de buitenste ring en zorgen dat de zwakkeren van de groep beschermd blijven. Zebraveulens hebben lange poten zodat ze niet opvallen tussen grotere lichamen en net zo hard mee kunnen draven.

Zebraveulens drinken de eerste weken alleen bij de moeder. Daarna gaan ze ook water drinken en zelf grazen. Soms blijven ze daarnaast nog tot ongeveer eenjarige leeftijd bij de moeder drinken. Een bergzebra verlaat zijn familie sneller dan de andere zebra’s. Nog voor zijn tweede levensjaar gaat hij zelfstandig op pad.

Bedreigingen

Vroeger kwam de bergzebra voor in de bergen van Angola tot Kaap de Goede Hoop, het zuidelijkste puntje van Afrika. Maar al geruime tijd is zijn leefgebied een stuk meer versnipperd en lopen de aantallen bergzebra’s terug. Vooral de Kaapse bergzebra stond op het punt van uitsterven. Al in 1937 werd daarom het Mountain Zebra National Park opgericht. Buiten de nationale parken komt de Kaapse bergzebra al niet meer in het wild voor.

Rond de jaren ’30 waren er nog maar vijf kleine populaties Kaapse bergzebra’s. Op het dieptepunt waren er niet meer dan zo’n 80 exemplaren over. Mede daardoor is de genetische diversiteit onder de ondersoort niet groot. Men vermoedt dat het daardoor komt dat de populaties in Nationaal Park Bontebok erg veel tumoren vertonen.

In het Mountain Zebra National Park kan de bergzebra zich goed staande houden. Hij heeft hier valleien en grasvlaktes tot zijn beschikking maar vooral de ruimte om rond te trekken. Er zijn plannen om het park te koppelen aan een ander park: Nationaal Park Kamdeboo. Hierdoor zou nog meer leefruimte voor de dieren ontstaan. In het park leven niet alleen zebra’s. Ook gnoes, buffels, steppezebra’s en springbok komen hier voor. Vijanden zijn er ook. Cheeta’s (jachtluipaarden) werden in 2007 in het park geïntroduceerd en later volgden nog leeuwen en hyena’s. Zij houden de natuur in balans.