Bevrijd van de beperkingen van de nachtelijke wereld van de halfapen konden de apen zich over nieuwe leefmilieus verspreiden – niet alleen in de tropische oerwouden, maar ook op de savannes, in de woestijnen en op bergplateaus. Deze verandering leverde een grotere variëteit aan voedsel en leefwijzen op, uiteenlopend van gometers tot vruchteneters en graseters.

Overdag zijn de mogelijkheden om voedsel te vinden groter dan ’s nachts, wanneer een slecht zicht de voedselkeuze beperkt en de apen het dus van hun neus moeten hebben. Deze verandering van levenswijze ging gepaard met een verandering in de zintuigen. Anders dan de halfapen moesten de apen het nu van hun gezichtsvermogen hebben – hun blik werd scherper en ze konden meer kleuren zien. Deze verbeterde visuele vaardigheden helpen apen de rijpste vruchten of de malste jonge blaadjes te vinden en voortdurend alert te zijn op gevaar.

HET LEEFGEBIED EN VERSPREIDING VAN DE AAP

Apen leven in vrijwel alle continenten maar komen voor in de Oude Wereld van Afrika en Azië voor en in de Nieuwe Wereld van Centraal- en Zuid-Amerika. In Europa komen er in het wild geen apen meer voor, al was dit eerst nog anders. Eerst waren apen ook te vinden op de rots van Gibraltar, maar helaas zijn ze daar nu verdwenen waardoor je ze alleen nog kunt zien in dierentuinen.

DE AAP VERLIEST ZIJN LEEFGEBIED

Apen leven zowel in bomen, als op de grond. Vooral de dieren die in de bomen van tropische regenwouden leven verliezen hun leefgebied aan ontbossing. Veel apensoorten zijn ernstig bedreigd, en de mens is daar de grootste oorzaak van. Onderzoekers schatten dat maar liefst 60 procent van de apensoorten de komende 25 tot 30 jaar verdwijnen. Dit komt door de jacht op de dieren om ze vervolgens te verkopen op de zwarte markt of illegaal te houden als huisdier. Daardoor worden ook veel ziekten van mensen overgedragen op de dieren. Andere belangrijke oorzaken zijn de aantastingen van hun leefgebied door ontbossing, klimaatverandering, industriële landbouw, mijnbouw, dam- en wegenbouw en olieborgingen.

UITERLIJKE KENMERKEN VAN APEN

Er zijn veel verschillende soorten apen die verschillen wat betreft uiterlijk. Denk aan verschillen in de kleur vacht, lengte van de haren, kleur van het gezicht, lengte of grootte en nog veel meer. Apen zijn intelligente wezens. Hun hersenen zijn relatief groter dan van andere dieren. Ze hebben een goed gebit, met sterk ontwikkelde hoektanden. Apen hebben rechte armen met een rolgewricht en een grijphand. De achterste ledematen eindigen meestal in grijpvoeten met een grote teen. Hun vingers en tenen zijn voorzien van platte nagels.

VERSCHILLEN TUSSEN MANNETJES EN VROUWTJES APEN

Bij veel apensoorten zijn de mannetjes en vrouwtjes verschillend. Mannetjes zijn vaak veel groter dan vrouwtjes – soms wel tweemaal zo groot. De meeste mannetjes hebben ook enorme hoektanden die ze scherpen door ze aan de andere tanden te slijpen. De seksen kunnen ook in vachtkleur of -lengte van elkaar verschillen. Geladamannetjes hebben schitterende ‘mantels’ van lang haar om hun schouders, terwijl mannelijke brulapen een glanzende zwarte vacht hebben die prachtig afsteekt tegen de vale, groengele vacht van de vrouwtjes. Sommige gapen hebben ongewonere versierselen: de mannelijke neusaap heeft een enorme bengelende neus in de vorm van een tong, terwijl een mandril mannetje een heler blauw-rode snuit, een keurige gele baard en een helderblauw, kaal achterwerk heeft. Groene meerkatmannetjes hebben een rode penis en lichtblauwe testikels die ze aan andere mannetjes laten zien in de ‘rood-wit-blauwdemonstratie’.

Het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes wordt seksueel dimorfisme genoemd en hangt samen met de rivaliteit onder mannetjes om de vrouwtjes. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van een groot lichaam en grote tanden en ‘mantels’ of manen die mannetjes er groter uit doen zien. Vrouwtjes spelen ook een rol in de evolutie van seksueel dimorfisme door bijvoorbeeld de voorkeur te geven aan mannetjes die helderder gekleurd zijn of die de grootste neus hebben.

LEEFWIJZE VAN DE AAP

Het belangrijkste kenmerk van apen is hun intensieve sociale verkeer. Alle apen leven in groepen, of ‘troepen’, en in deze groepen gaan de individuen sterke vanden met elkaar aan. Veel apen worden hun hele leven omringd door hun nauwe verwanten en omgeven door een complex netwerk van relaties, waarvan sommige vriendelijk, andere rivaliserend van aard zijn. Wanneer ze niet naar voedsel zoeken, zitten apen bij elkaar en verzorgen ze elkaars vacht, waarbij ze vuil, dode huidschilfers en parasieten verwijderen. ‘Vlooien’ is een waardevolle dienst van het ene dier voor het andere, en het lijkt ook een heel prettige en ontspannende aangelegenheid. Dat is echter niet de enige reden waarom apen een onweerstaanbare drang hebben elkaar te vlooien. Het leven in een groep kan hard zijn, en veel apen moeten hun ‘vlooidiensten’ gebruiken in ruil voor bescherming of toegang tot zaken die het leven net een beetje gemakkelijker maken.

Dat apen in groepen leven is vooral om te voorkomen dat ze ten prooi vallen aan roofdieren. Dit gevaar is het grootst voor dieren die overdag actief zijn, omdat roofdieren die met hun ogen jagen ze dan gemakkelijk zien. Primaten die daarentegen ’s nachts actief zijn, worden beschermd door de duisternis. Sociale groepen bieden op twee manieren veiligheid. Ten eerste: als een roofdier de groep aanvalt, is de kans dat een bepaald dier wordt gegrepen kleiner dan wanneer het alleen zou zijn geweest; een dier dat alleen wordt aangevallen, heeft een grotere kans te worden opgegeten. Ten tweede: hoe meer dieren er bij elkaar zijn, hoe waarschijnlijker het is dat een van hen het roofdier ziet voor het de kans heeft aan te vallen. En aangezien de meeste roofdieren het van het verrassingselement moeten hebben, geeft het dier het vaak al op zodra het merkt dat de prooi hem heeft ontdekt.

VOORTPLANTING

Het belangrijkste doel van een apenleven is het produceren van zoveel mogelijk gezonde jongen. Mannetjes kunnen op dit gebied succesvol zijn door met veel vrouwtjes te paren, maar de rivaliteit om de vrouwtjes kan erg groot zijn. Mannetjes hebben al hun sociale vaardigheden nodig om succes te boeken in het paringsspel. Vrouwtjes daarentegen gaan meer over het ouderschap en de opvoeding. Vergeleken met hun neven, de halfapen, ontwikkelen jonge aapjes zich heel langzaam. Als gevolg daarvan zijn ze veel langer van hun moeder afhankelijk voor voedsel en bescherming. Terwijl een jonge galago er al op een leeftijd van negen maanden klaar voor is om zelf moeder te worden, drinkt een jonge baviaan of slingeraap op die leeftijd misschien nog bij zijn moeder en begint hij net vast voedsel te eten. Het grootbrengen van de jongen is een langdurig en kostbaar proces voor de vrouwtjes. Elk jong staat voor een aanzienlijke investering van tijd en energie, en het kan zijn dat de hulp van andere dieren bij de verzorging wordt ingeroepen.

De paring is natuurlijk maar de helft van het verhaal. Hoewel die het belangrijkst is voor de mannetjes, is het grootbrengen van de jongen de grootste zorg van de vrouwtjes. Apenkinderen zijn bij de geboorte al goed ontwikkeld: hun ogen zijn open en ze kunnen zich stevig vasthouden aan de vacht van hun moeder. Toch zijn ze voor voedsel volkomen afhankelijk van hun moeder, en zeker de eerste maand van hun leven zijn ze nog heel ongecoördineerd en zwak. Zelfs wanneer ze al rondscharrelen en zelf op zoek gaan naar voedsel, zijn ze nog lang niet zelfstandig. Jonge apen zijn sterk van hun moeder afhankelijk tot ze 12-18 maanden oud zijn. Halfapen daarentegen hebben op die leeftijd zelf al jongen. Apenmoeders hebben dan ook een fulltimebaan. Net als alle werkende moeders vinden ze het moeilijk om hun eigen dagelijkse taken en de verzorging van hun jongen goed te combineren.

VOEDSEL

De verschillende soorten apen hebben allen een ander voedingspatroon. Het ligt namelijk aan het leefgebied van het dier. Maar de meeste apen eten vooral veel vruchten, bladeren en sommigen zelfs vlees. De dieren eten gemiddeld zo’n 6 uur per dag, vooral ’s ochtends. Ze hebben een goed geheugen en weten precies in welke boom veel vruchten te vinden zijn.